3. {tip id=”299″}Wie bereidt voor de raaf zijn voedsel{/tip}, als zijn jongen om hulp roepen tot God, als zij ronddwalen omdat er geen eten is?
34. En de HEERE antwoordde Job en zei:
35. Zal hij die een rechtszaak voert met de Almachtige, Hem onderwijzen? Laat hij die God ter verantwoording roept, daarop antwoorden.
36. Toen antwoordde Job de HEERE en zei:
37. Zie, ik ben te gering; wat zou ik U antwoorden? Ik leg mijn hand op mijn mond.
38. Eén keer heb ik gesproken, maar ik zal niet antwoorden; twee keer, maar ik zal niet verdergaan.
Geef een reactie