14 Offer dank aan God en kom aan de Allerhoogste uw geloften na.
15. Roep Mij aan in de dag van benauwdheid; Ik zal u eruit helpen en u zult Mij eren.
16. Maar tegen de goddeloze zegt God: Hoe durft u over Mijn verordeningen te vertellen en Mijn verbond in uw mond te nemen?
17. Want ú haat de vermaning en werpt Mijn woorden achter u weg.
18. Ziet u een dief, dan loopt u met hem mee; en uw deel is met overspelers.
19 Uw mond gebruikt u voor het kwaad, uw tong smeedt bedrog aan bedrog.
20. U zit daar en spreekt kwaad tegen uw broeder, u werpt een smet op de zoon van uw moeder.
21. Zulke dingen doet u en Ik zwijg; u denkt dat Ik net zo ben als u. Ik zal u straffen en uw zonden voor uw ogen uitstallen.
22. Begrijp dit toch, u die God vergeet; anders verscheur Ik, en er is niemand die redt.
23. Wie dank offert, zal Mij eren; wie de rechte weg gaat, zal Ik Gods heil doen zien.
Geef een reactie