Het gebed van Manasse


Leestijd: 2 minuten

Dit gebed is niet in zijn geheel opgenomen in de Bijbel. Wel wordt er vermeld dat deze is opgenomen in het Boek der Zieners en in de Kronieken van de koningen van Juda. Dit is een aanhangsel bij 2 Kronieken 33:11-12 In tegenstelling tot wat Wikipedia vermeld behoord dit niet tot de apocrieve boeken maar tot de deutrocanonieke boeken van de Bijbel.

1. HEERE, almachtige God. God van onze vaderen Abraham, Izaak en Jakob, en al hun nakomelingen.
2. Die de hemel en de aarde gemaakt heeft met al hun schoonheid.
3. Die de zee verzegeld heeft met Uw gebiedend woord en de afgrond besloten en verzegeld heeft door Uw ontzagwekkende en heerlijke naam.
4. Voor wie alle dingen ontzag heeft, en beven voor Uw machtig aangezicht.
5. Want de majesteit van Uw heerlijkheid is ondragelijk, en het dreigen van Uw woede tegen de zonde is onstuitbaar.
6. Maar de barmhartigheid van uw beloften zijn oneindig en ondoorgrondelijk; want U, HEERE, bent de Allerhoogste, U bent geduldig, van grote goedheid, en zeer genadig, en het berouwt u over de mensenkinderen.
7. U, HEERE, die in Uw grote goedheid heeft beloofd, dat het U berouwen zal, en dat U vergeven zal hen die tegen U hebben gezondigd, en door Uw enorme genade en wil, geeft U de zondaren berouw tot vergeving.
8. U, HEERE, die de God van de rechtvaardigen bent, heeft de rechtvaardige Abraham, Izaak en Jakob geen berouw opgelegd, waarin zij niet hadden gezondigd, zoals ik een zondaar ben voor U.
9. Want mijn zonden zijn meer dan het zand van de zee; mijn ongerechtigheden, HEERE, zijn zeer veel; en ik ben niet waardig dat ik de hoge hemel met mijn ogen aanzie, vanwege de menigte van mijn zonden.
10. Ik zit krom in zware ijzeren boeien, en ik kan mijn hoofd niet meer optillen. Ik heb geen rust, omdat ik U boos heb gemaakt en kwaad voor Uw ogen heb gedaan. Onderwijl deed ik niet Uw wil. Uw geboden onderhield ik niet, maar ik heb afschuwelijke goden opricht en vele grove daden begaan.
11. Nu buig ik dan de knieën van mijn hart, en bid u om genade; ik heb gezondigd, HEERE, ik heb gezondigd en beken al mijn misdaden.
12. Daarom bid en smeek ik U, vergeef het mij, HEERE, vergeef mij! Vernietig mij niet in mijn zonden. Blijf niet toornig op mij! Blijf niet aan mijn kwaad denken, en verdoem mij niet tot in de hel, want U bent God, de God van de nederigen.
13. Maar bewijs mij al uw genade, en behoud mij al Uw goedheid, en behoud mij hoewel onwaardig, in Uw grote barmhartigheid.
14. En ik zal u loven al de dagen van mijn leven, want U looft ook al krachten van de hemelen. U komt toe alle heerlijkheid in alle eeuwigheid.

Amen

Vertaling door Herman Bos

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *